het geloofsverhaal van...
Mijn naam is Tamara. Ik ben 36 jaar en woon in Bunschoten samen met mijn man Wouter. Graag wil ik met jullie het verhaal delen over mijn adoptie.
Ik kom uit Sri Lanka en ben door mijn Nederlandse ouders geadopteerd toen ik, volgens de papieren, 3 weken oud was. Tegelijkertijd werden er ook andere kinderen geadopteerd via dezelfde organisatie, Stichting Kind & Toekomst. Ik kom uit de illegale kinderhandel en daarom is het niet zeker of mijn geboortedatum klopt.
Op mijn 18de jaar ben ik met mijn ouders naar Sri Lanka gegaan. Ik was deze eerste keer waanzinnig onder de indruk van het land zelf. Het is niet, zoals ik dacht, leeg en woestijnachtig zoals ik me Afrika inbeeld. Maar het was tropisch en bosrijk en heel divers.
We zijn in Sri Lanka op zoek gegaan naar mijn biologische moeder. Dit ging lastig. Er werd moeilijk gedaan over de papieren die we hadden en ook de communicatie ging heel anders dan in Nederland. We ontdekten dat mijn moeder niet meer woonde op de plek die in de gegevens stond. Verder kwamen we niet veel te weten tijdens deze reis.
Ik heb nog altijd contact met de mensen die tegelijkertijd met mij geadopteerd zijn. Eén van deze meiden is zelf op zoek gegaan naar haar moeder. Zij heeft in Sri Lanka een taxichauffeur leren kennen, Andrew, die naast zijn werk ook adoptiekinderen helpt om hun ouders te zoeken. Zij kwam er achter dat ze uit de illegale kinderhandel komt.
Ik was inmiddels getrouwd en wilde Wouter graag Sri Lanka laten zien. We hebben daar met Andrew kennisgemaakt. Hij heeft een bericht over mij in de krant geplaatst met een foto van mij en mijn moeder, de vrouw die mij had afgestaan ter adoptie. Zo kregen we een goede aanwijzing van een man die de vrouw van de foto had herkend en wist waar mijn moeder was.
We hadden de vrouw gevonden en afgesproken ergens buiten Colombo op een blubberveldje in de buurt van een vuilnisbelt. Toen ik de vrouw zag herkende ik haar van de foto. Ik stak naar Nederlandse gewoonte mijn hand uit om haar te begroeten, maar dat is in hun cultuur je onreine hand (waar je jezelf mee afveegt). De vrouw ging hier toch in mee en pakte mijn hand vast. En het was net of God op dat moment informatie naar beneden stuurde, en ik diep van binnen wist dat dit niet mijn moeder was. Dit was wél de vrouw van de foto, maar niet mijn moeder. God liet mij dat zo zeker zien en voelen; hier kon gewoonweg geen twijfel over zijn.
Later begon ik hier toch aan te twijfelen, omdat dit wél de vrouw van de foto was, de vrouw die mij had afgestaan en ik wilde maar wat graag geloven dat ik mijn moeder had gevonden. Om dit zeker te weten heb ik in Sri Lanka een DNA-test gedaan. Terug in Nederland kwam de uitslag van de test: deze vrouw was niet mijn moeder. Toen viel er ineens een stuk identiteit weg. Als geadopteerde voelde ik me altijd al een beetje anders, omdat ik er anders uitzie. Ik ging me afvragen op wie ik lijk en waar ik thuis hoor; ik voelde me ontheemd, heel eenzaam en alleen. Daar kwam een hoop verdriet bij kijken en uiteindelijk kwam ik in een burn-out. Ik voelde ook heel veel woede en wilde niets meer met Sri Lanka en de mensen te maken hebben.
Tijdens mijn burn-out had ik regelmatig een heel groot gevoel van angst en paniek. Mijn psycholoog legde uit dat het kan zijn dat dit emoties uit mijn babytijd zijn en ik vroeg me af wat ik dan als baby had meegemaakt en wat er toen is gebeurd. Na een aantal jaren, na een tijd van verdringen, dacht ik: 'Ik moet er wel iets mee. Met die identiteit, en wie ik ben.' Ik wist dat ik Gods geliefde dochter was, maar vond het heel moeilijk om dat te accepteren. Uiteindelijk ben ik hier samen met een psycholoog mee aan de slag geweest. In dit proces kwam de tekst uit Jeremia 29:11 naar voren. Deze tekst gaf mij rust en werd persoonlijk voor mij: “Ik heb jouw geluk voor ogen, niet je ongeluk.” Toen bedacht ik dat ik terug moest naar Sri Lanka om niet meer boos te zijn op het land en op mijn eigen verleden.
Mijn schoonmoeder, Wouter en ik gingen in 2019 naar Sri Lanka. Ongeveer twee weken voor ons vertrek waren daar bomaanslagen geweest. Ik twijfelde of we wel moesten gaan. Ik had hiervoor gebeden en kreeg Psalm 91:7 in mijn hart/gedachten: “Al vallen er duizend aan je linkerzijde en tienduizend aan je rechterhand, jou zal niets overkomen.” Deze tekst gaf mij het vertrouwen om op reis te gaan. Achteraf gezien was het fantastisch, want er waren weinig toeristen in Sri Lanka waardoor we het land meer voor onszelf hadden en echt met mensen konden praten.
Door die reis kon er steeds meer genezing plaatsvinden, omdat mijn vooroordelen over het land werden weerlegd. Mensen die ik ontmoette, zeiden: “You’re a lucky, lucky girl.” Ik vond dat lastig om te horen, want we hebben hier in Nederland alle basisbehoeften natuurlijk, maar het ging niet goed met mij. De mensen waren benieuwd naar mijn verhaal en het meerdere keren vertellen hielp mij om te gaan zien dat ik een ‘lucky girl’ ben.
Op een prachtig strand sprak ik Andrew. Hij dacht dat ik uit het gebied Ratnapura kom, waar veel geadopteerde kinderen vandaan komen. Ik had al eerder begrepen dat er een verpleegster was die samen met haar man betrokken was geweest bij het adoptieschandaal. Zij schreef in Colombo geboortecertificaten uit en zocht vrouwen op die al eerder een kind hadden afgestaan om zich voor te doen als moeder, in ruil voor geld. Andrew vertelde dat in de dorpen de vroedvrouwen net zo lang tegen zwangere vrouwen aanpraatten totdat ze hun kind zouden afstaan. Ook was er in de dorpen sprake van babyfarms. Hier worden vrouwen gevangen houden, verkracht en de baby’s werden verkocht. We spraken over hoe groot het netwerk van kinderhandel was. Advocaten, verpleegsters, vroedvrouwen, artsen; er waren zoveel mensen bij betrokken. Ik kon dat niet bevatten.
Op de één na laatste dag van onze reis zijn we naar Ratnapura gereden. Ik was helemaal onder de indruk van dit jungleachtige gebied. In de stad Ratnapura was het huis van de inmiddels overleden verpleegster. Dit was een handelshuis geweest waar alle baby’s werden verzameld om naar Colombo gebracht te worden. Andrew vertelde dat de kans groot was dat ik daar ook ben geweest. Het huis was inmiddels afgestaan aan boeddhistische monniken. Naast dit voor Sri Lankaanse begrippen rijke huis stond een vervallen schuurtje. In dit schuurtje zat een oud mannetje. Het was de echtgenoot van de overleden verpleegster. Hij had altijd ontkend iets van de kinderhandel te weten, maar het was bekend dat hij erbij betrokken was geweest. Na mijn reis hoorde ik dat hij (samen met anderen) een babyfarm heeft opgezet en vrouwen heeft verkracht. Via Andrew vroeg ik wat deze man vond van wat hij had gedaan. Of hij wel door heeft wat hij heeft gedaan. De oude man zei: “Ik ben trots op wat ik heb gedaan. Wij hebben goed werk gedaan.” Ik werd zo ontzettend boos! Ik wist niet wat ik aan moest met mijn emoties. Ik was er ontdaan van en dacht: “God wat moet ik hiermee?”
Die avond ben ik samen met mijn schoonmoeder naar het strand gegaan. We spraken over wat er was gebeurd die dag en we keken naar de zonsondergang. Toen kwam bij mij opnieuw de tekst uit Jeremia 29 naar boven: “Ik heb jouw geluk voor ogen, niet jouw ongeluk”. Dat kwam zo liefdevol over dat ik op dat moment aan het strand kon beseffen dat het goed is dat ik naar Nederland ben gekomen. “Ja, ik ben een ‘lucky girl’. Ook al rijmt het niet met elkaar en ook al voelt het niet eerlijk. God is er altijd geweest om mij te beschermen en een betere toekomst te geven. Hij is degene die van mij houdt! Sindsdien heb ik er meer vrede mee, met mijn identiteit. Er zijn nog wel momenten van frustratie omdat ik wel meer zou willen weten, maar het biedt troost te weten dat God er bij was. Hij was er, wat er ook gebeurde en ik ben oké.
Inmiddels heb ik veel mensen kunnen vergeven. Bijvoorbeeld de vrouw die mij heeft afgestaan. Maar de mensen die het bewust hebben gedaan, zoals de oude man, vind ik moeilijker om te vergeven. Ik weet dat ik deze mensen ook mag gaan vergeven, maar dat gaat niet van de ene op de andere dag. Dat heeft tijd nodig. Ik moet ook rouwen om wat er allemaal gebeurt is. Beseffen dat er geen excuses van hun kant komen, of berouw. En dat ik niet zo nodig naar hun toe hoef te gaan om ze te vergeven, maar dat ik deze mensen bij God mag brengen. Het is gewoon belangrijk voor mij om verder te gaan. Ik wil niet gevangen zitten in de fouten van het verleden en de puinhoop, die anderen hebben aangericht, op me nemen, maar er los van komen zodat ik verder kan en mag leven in de liefde en de genade die Jezus ons geeft. Jezus de ruimte geven en zelf loslaten.